Fractievoorzitter Rolf Krijnen van KERN Bergen luidt de noodklok

geplaatst in: krantenartikel | 0

Uit De Maasdriehoek van 23 maart 2016

Rolf Krijnen

(foto: Ingrid Driessen)

“Als raadsleden zijn we het hoogste orgaan binnen een gemeente, maar hebben alleen nog zeggenschap over subsidie voor de carnavalsoptocht.”

De dood van de democratie. Zo noemt Krijnen met enig gevoel voor understatement de veelheid aan gemeenschappelijke regelingen waarmee gemeenteraadsleden tegenwoordig te maken hebben. Ook de manier waarop raadsleden worden geïnformeerd, is de fractievoorzitter van KERN Bergen een doorn in het oog. “Neem de nieuwe regeling voor het doelgroepenvervoer (leerlingen, gehandicapten, ouderen et cetera). Daarover hadden we eigenlijk al gestemd moet hebben, maar pas drie dagen voor de fractievergadering kreeg ik van het college van B en W een 130 pagina’s dik document voor mijn neus over hoe het werkt, door wie het vervoer wordt uitgevoerd (Omnibuzz, red.) en wat de financiële consequenties zijn. Maar een goede risicoanalyse ontbreekt terwijl je er als gemeente na je ja-woord direct vijf jaar aan vastzit. Bovendien creëert het een grote afstand tussen degene die het vervoer nodig heeft en het aanbiedt. Wie in de toekomst een vervoersklacht heeft omdat zijn of haar zoon niet opgehaald is, moet een centraal nummer in Geleen bellen. Dat creëert een afstand.”

Nauwelijks inbreng
Bovendien, zo onderstreept hij, is niet instemmen in dit soort gevallen eigenlijk geen optie. “Want het betreft een vervoersregeling waar alle Limburgse gemeenten minus één hun handtekening onder zetten. En echt zeggenschap heb je als raadslid niet op de besluitvorming. Je kunt een zienswijze indienen, maar echte controle is niet uit te voeren. In Sittard-Geleen wordt het echte besluit genomen en de gemeente Bergen mag 0,97% van de kosten bijdragen. Dat komt ongeveer overeen met de inbreng die je als raadslid op deze regeling hebt.”
Het doelgroepenvervoer is volgens Krijnen ‘slechts één voorbeeld waarbij raadsleden feitelijk aan handen en voeten gebonden worden’. Hij somt op: doelgroepenvervoer, milieudienst, veiligheidsregio, werkvoorzieningsschap, Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BSGW), natuurlijk de 3D’s (decentralisatie van Jeugdwet, Participatiewet en Wmo) en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)… “Allemaal gemeenschappelijke regelingen waarin Bergen slechts een kleine speler in het grotere geheel is. Zienswijzen zijn zo’n beetje de enige invloed die wij kunnen uitoefenen”, verduidelijkt Krijnen. “Maar waar het mij vooral om gaat, is dat wij geen goed zicht hebben op wat wethouders doen of wat leden van het dagelijks en algemeen bestuur doen van de stichtingen of organisaties (veelal wethouders, burgemeesters et cetera) die bijvoorbeeld de milieudienst of het werkvoorzieningsschap aansturen. Wie een tussenrapportage aanvraagt, moet maanden wachten of krijgt nul op het rekest.”

Planning en controle
Volgens Krijnen vormen planning en controle (zeg maar de waakhondfunctie) de basistaken van een gemeenteraadslid. Deskundigen op dit gebied erkennen dat raadsleden dit soort regelingen ook helemaal niet (meer) kunnen controleren. “Hooguit monitoren”, benadrukt hij.
Wie als raadslid nog tijdig wil bijsturen, moet zitting nemen in een zogeheten regiegroep. Zoals bij POL, beter bekend als de regionale woonvisie. “Commissie- en raadsleden hebben zitting gehad in de regiegroep, maar zodra het besluit is genomen, is direct alle flexibiliteit weg.” Hij noemt plannen voor Mosaïque als ’treffend voorbeeld’. “Afspraken op regionale schaal maken, betekent vooral dat wij wel kunnen besluiten om bestaande winkels te slopen en op die plek starters- of seniorenwoningen te laten bouwen, maar dat dit daarna dus ergens anders niet meer kan. Juist omdat we regionaal afspraken hebben gemaakt, niet omdat er lokaal geen behoefte aan is. Dat zou de graadmeter moeten zijn, maar een ‘nee’ door de raad betekent in de praktijk dat het door de provincie wordt opgelegd. Kijk, ik ben niet per definitie een tegenstander van gemeenschappelijke regelingen, laat dat duidelijk zijn, maar het moet niet een doel op zich worden. Bovendien zou gezamenlijke inkoop ervoor moeten zorgdragen dat het goedkoper wordt, maar in het geval van bijvoorbeeld het doelgroepenvervoer staat dat niet eens vast. Als je daar als raadslid echter iets aan wil doen, dan ben je gebonden aan regionale afspraken of een provincie die over de schouder van lokale bestuurders meekijkt en het oplegt. Dat baart zorgen.”

Herindeling
Krijnen stelt dat zeker 80 maar eerder 90 procent van al het ‘lokale’ beleid (en dus de financiën) in de gemeente Bergen in één of andere vorm in een gemeenschappelijk regeling is gevangen. Conclusie: “Als raadsleden gaan we eigenlijk nergens meer over. Ja, over de subsidie voor de carnavalsoptocht. Maar dat is niet de reden waarom je als raadslid gekozen bent. Zodoende hebben we binnen de fractie ons de vraag gesteld: ‘Gaan we akkoord met een rol als ‘Jan Joker’ of gaan we het beste eruit halen wat er in zit?’ Helaas moet ik constateren dat we het niet getrokken krijgen, terwijl er veel kwaliteit aanwezig is in de fractie. Hierin staan we niet alleen, maar als je een bestuurder vraagt hoe hij of zij vindt dat het gaat, zal ie zeggen: ‘Goed!’ De werkelijkheid is helaas dat in Venlo, Roermond en Sittard-Geleen bepaald wordt waar ons gemeenschapsgeld naartoe gaat. Wij worden geacht als raadsleden te controleren wat het bestuur doet, maar het is simpelweg niet mogelijk. Ik wil onze kiezers echter recht in de ogen kunnen kijken!”
En dus is er volgens Krijnen maar één oplossing: schaalvergroting. “Dat betekent dus fuseren met Venray en Gennep en mogelijk Mook, en meer ruimte geven aan wijk- en dorpsraden. Daarin staat KERN niet alleen.” Krijnen doelt tevens op de samenwerking in het Land van Cuijk, waarin de kleinere gemeenten zich terughoudend opstellen. “Grote gemeenten hebben het idee: wij worden nog groter, terwijl kleine gemeenten menen dat ze worden opgeslokt. De werkelijkheid is dat je één gemeente wordt. Als raadslid voeg je nu nauwelijks iets toe, want overal in het land is 90 procent van het lokale beleid gevangen in een gemeenschappelijk regeling. Dat is overal en dus ook hier zo. Kwaliteit kun je alleen nog waarborgen door herindeling. Je versterkt zo je eigen positie en fracties kunnen meer macht uitoefenen op het bestuur.”